FARMA TER VERANTWOORDING deel 3

Jan-Koen Sluijs

Medische zorg onbetaalbaar

Medicijnen worden steeds duurder. Met als gevolg dat de medische zorg onbetaalbaar dreigt te worden. VPRO Tegenlicht maakte een uitzending over deze problematiek en belichtte de mogelijkheden om medicijnen betaalbaar te maken. Een daarvan is het bewandelen van een juridische weg en de Stichting Farma ter Verantwoording zet daarop in. De advocaten van Coupry en Hausfeld staan de stichting hierin juridisch bij. Wat is de essentie van onze juridische argumentatie?

Toegang tot gezondheidszorg is een fundamenteel recht van burgers – het is een mensenrecht dat verankerd ligt in diverse internationale verdragen. De toegang tot gezondheidszorg komt in het gedrang wanneer de zorg onbetaalbaar wordt. Daarom stelt de Nederlandse overheid omwille van het algemeen belang zich ten doel de zorg tegen een billijke prijs beschikbaar te maken en/of te houden.

Farmabedrijven hebben door middel van hun productie, distributie en prijs van hun medicijnen direct invloed op de toegang tot gezondheidszorg. Hun handelen kan de toegang tot de zorg verruimen – bijvoorbeeld door het aanbieden van betere en meer effectieve medicijnen – maar hun handelen kan ook de toegang tot de zorg beperken – bijvoorbeeld door (te) hoge medicijnprijzen.

Verantwoordelijk Farmabedrijven hebben daarom een verantwoordelijkheid richting maatschappij en patiënt/burger om hun medicijnen op een maatschappelijk betamelijke wijze beschikbaar te maken op de markt. Die bijzondere verantwoordelijkheid stoelt onder meer op de gedachte dat zij de toegang tot gezondheidszorg als mensenrecht dienen te respecteren. Dat multinationals mensenrechten dienen te respecteren, is overigens inmiddels gezaghebbend erkend. Men zou ook kunnen stellen dat private partijen die door of met hun handelen invloed (kunnen) uitoefenen op fundamentele rechten van burgers, daardoor invloed uitoefenen op het publieke belang en dus ook (mede) verantwoordelijk zijn om het publieke belang te beschermen.

Binnen de lijntjes van de wet? Veel gehoord is dat farmabedrijven binnen de kaders van de wettelijke regels handelen die hun exclusieve rechten bieden met betrekking tot hun marktactiviteiten (o.a. patentrechten, rechten op databescherming en exclusieve handelsrechten). Zo is het vragen van hoge prijzen voor medicijnen op grond van deze wettelijke regels op zichzelf niet verboden.

Maar handelen farmabedrijven die hoge medicijnprijzen vragen, gelet op hun bijzondere verantwoordelijkheid, ook binnen de kaders van wat volgens ongeschreven recht maatschappelijk gezien nog betamelijk wordt geacht? Schenden zij met hoge medicijnprijzen niet een maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm?

Om deze vraag te beantwoorden, moeten we eigenlijk eerst terug naar de doelstelling van de overheid om gezondheidszorg toegankelijk te houden. De overheid probeert dit doel te bereiken door de financiering van de gezondheidszorg te baseren op een systeem van solidariteit. Verder heeft de overheid de financiële middelen die collectief beschikbaar zijn voor de gezondheidszorg, beperkt. Want niet ‘al het geld’ kan aan gezondheidzorg worden besteed. Hierdoor moet de spreekwoordelijke taart dus eerlijk worden verdeeld. En daarvan kán geen sprake zijn indien voor medicijnen een onbetamelijke prijs wordt betaald. Immers, wat gelet op de in het ‘maatschappelijke verkeer levende opvattingen’ te veel aan een farmabedrijf wordt betaald, is niet (meer) beschikbaar voor de overige zorg; er vindt verdringing van zorg plaats als gevolg van een onbetamelijke (althans niet-gerechtvaardigde) prijs voor het medicijn. (Zo simpel is het.)

Van een niet-betamelijke prijs zou sprake kunnen zijn wanneer die prijs, zonder enige rechtvaardiging of objectieve onderbouwing, niet in verhouding staat tot de geleverde inspanning om het medicijn te produceren en te distribueren, ongeacht of de prijs individueel of (in enige mate) collectief moet worden opgebracht.

In een eventuele juridische procedure is het denkbaar dat farmabedrijven een verzwaarde stelplicht opgelegd krijgen, die hen verplicht om feitelijke gegevens te verstrekken omtrent de prijssamenstelling van de medicijnen die zij op de markt brengen. En zelfs een ‘omkering van de bewijslast’ – oftewel het farmabedrijf moet bewijzen niet-onbetamelijk te handelen – zou denkbaar zijn.

Conclusie Farmabedrijven zouden niet meer als gewone ondernemingen moeten worden gezien. Dat zijn ze namelijk niet. Hun handelen heeft naar zijn aard direct invloed op de toegang tot zorg, wat een fundamenteel (mensen)recht is. Dit legt een bijzondere verantwoordelijkheid op de schouders van farmabedrijven; zij zullen hun medicijnen op een betamelijke wijze beschikbaar moeten maken op de markt. Dit zal hen er waarschijnlijk ook toe dwingen transparant te zijn over hun bedrijfsvoering en over de prijssamenstelling van hun medicijnen, waarbij de resultaten vanzelfsprekend wel meetbaar en verifieerbaar moeten zijn.

Op 9 oktober 2018 is in Pakhuis de Zwijger over het onderwerp ‘peperdure pillen’ verder gedebatteerd met de makers van VPRO Tegenlicht, Kirsten Schimmel, Carin Uyl-De Groot, Frans de Loos, Henk-Jan Out, Lilianne Ploumen en Jan-Koen Sluijs. Kijk hier de uitzending.

Vorige
Vorige

FARMA TER VERANTWOORDING deel 4

Volgende
Volgende

FARMA TER VERANTWOORDING deel 2