Op 31 januari 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak die Zelfstandigen Bouw, bijgestaan door Jan-Koen Sluijs en Hans van Meerten, had aangespannen tegen de Staat en het verplichtgestelde Bedrijfstakpensioenfonds Schilders.
De rechtbank is van oordeel dat de Wet Bpf 2000, evenals zijn voorganger uit 1949, het voor sociale partners mogelijk maakt om zzp’ers verplicht te laten deelnemen in een bedrijfstakpensioenfonds. Hiermee zou de discussie over het verplicht pensioensparen voor zzp’ers wel eens een andere wending kunnen krijgen. In het regeerakkoord wordt namelijk vooral ingezet op een vorm van vrijwillig pensioensparen voor zzp’ers.
Toch krijgen sociale partners geen vrijbrief van de rechtbank. Hun verzoek aan SZW om ook zzp’ers verplicht te laten deel nemen, valt namelijk onder het toepassingsgebied van het mededingingsrecht. Vervolgens oordeelde de rechtbank dat de afspraak over de verplichtstelling niet tot ‘doel’ had de mededinging te beperken, en dat de (administratieve) kosten van de pensioenregeling (in dit geval) verwaarloosbare mededingingsbeperkende ‘gevolgen’ had. Hierdoor luidt de slotsom in deze zaak dat strijdigheid met het kartelverbod niet is vast komen te staan.
Los van de vraag of dit oordeel in hoger beroep stand zou houden, is de uitspraak onmiskenbaar een steun in de rug voor het Nederlandse poldermodel. Helaas echter, is de vertegenwoordiging van zzp’ers in die polder nog maar beperkt geïnstitutionaliseerd. Zzp’ers dienen dus werk te maken van hun eigen organisatiegraad wanneer zij willen meebeslissen over ‘hun’ sociale zekerheidsvoorzieningen. Anders legt de minderheid van zzp’ers die zich nu door sociale partners laat vertegenwoordigen, hun wil aan hen op.